Met het vervalste laissez-passer van generaal Jardon komen Bakelandt en zijn vrienden makkelijk Brussel binnen waar hij een afspraak heeft met Lecocq, de luitenant van Charlepoeng. Charlepoeng is, samen met tientallen andere opstandelingen, door generaal Béguignot opgepakt en opgesloten in de gevangenis van Mechelen. Ondanks het feit dat er tegen Mechelen een beleg van negen weken is afgekondigd doet Lecocq toch een beroep op Bakelandt om Charlepoeng te bevrijden. De reden is simpel: als Charlepoeng terechtgesteld wordt is het Oostenrijkse goud van de bende voorgoed verloren, want alleen hij weet waar het goud zich bevindt. Als soldaten vermomd kunnen Bakelandt, Pé en Zita de stad binnendringen. Door verraad van Jan, de waard van "Den Torf" wordt Zita opgepakt. Onze vrienden moeten nu zeer snel zijn. Dezelfde nacht nog zullen ze met de hulp van Jomme, de cipier, priester Hugo De Béthune en de gebroeders De Smet een plan uitwerken en hun slag slaan. Het plan slaagt en Zita en Charlepoeng worden bevrijd. Het ganse gezelschap kan de stad verlaten in een sloep langs de Dijle. Gered zijn ze nog niet, want een oude bekende, von Sternhemberg komt stokken in de wielen steken en eist het goud op voor zichzelf.