Na een inbraak in het kasteel van Beauvoorde worden Bakelandt en zijn vrienden opgepakt en verbannen naar een strafkamp in de Moeren.
In het kamp ontmoet Bakelandt Geerd Lubbers, de zoon van een teut (rondreizend handelaar) uit het verre Limburg. Bakelandt en Geerd Lubbers ontsnappen uit het kamp met de hulp van Rooie Zita en broeder Abelard en vluchten naar Limburg waar de vader van Geerd gegijzeld wordt door kapitein Henri-Frère Gerlache. De kapitein is uit op de schat der teuten.